Hoofdstuk II. De modi van toeëigening van de landschappen en hun interacties
p. 134-156
Texte intégral
1In het vorige gedeelte werden de activiteiten beschreven uitgaande van verschillende kwalificerende criteria die in het samenvattend overzicht waren opgenomen. In de loop van die etappe van het werk hebben wij ervoor gezorgd een gedetailleerde overzichtstabel van de activiteiten op te stellen en hun betekenis voor de gebruiker en getracht de typegevallen maximaal te onderscheiden. Door het presenteren van uittreksels uit de interviews konden wij zo dicht mogelijk bij de waarheid van de gebruikers blijven. Het narratieve karakter ervan verleent de beschrijving een dramatische dimensie: de activiteiten hebben wel degelijk een bepaalde gerichtheid en een bepaalde duur; zij impliceren een min of meer gemarkeerde affectieve investering enz. Kortom, het eerste belangrijke doel van deze studie is bereikt: verslag uitbrengen van de diversiteit van de activiteiten, teneinde te begrijpen; dat wil zeggen dat er werd getracht het standpunt zelf te vatten van degenen die de activiteit beoefenen.
2We komen nu tot een tweede doelstelling van dit werk: de verschillende activiteiten ten opzichte van elkaar situeren om beter te begrijpen waardoor zij zich inhoudelijk onderscheiden of aan elkaar tegengesteld zijn. Dat impliceert dat wij trachten meer dan de eigenlijke activiteiten te analyseren op een minder zichtbaar niveau, de modi van toeëigening van het landschap gaan onderscheiden die aan die activiteiten ten grondslag liggen en erdoor worden geconcretiseerd. Bijgevolg wordt de vergelijking op een meer complex, een meer diepgaand en dus meer abstract niveau gebracht.
3Daardoor zullen we in staat zijn de specifieke logica en de inzet m.b.t. de verschillende types van landschap beter te vatten, de gebruikersprofielen te onderscheiden en vooral te zien in welk opzicht verschillende activiteiten en modi van toeëigening een systeem van complexe interactie vormen dat bestaat uit complementariteiten, tegenstellingen, harmonieuze coexistentie of wrijvingen... Zo zal het landschap, dat allesbehalve een plaats is waar activiteiten eenvoudig naast elkaar voorkomen, beter zichtbaar worden zoals het in werkelijkheid is: het model voor activiteiten, die vaak met elkaar wedijveren, die zich trachten bij elkaar aan te passen of trachten zich op te dringen ten koste van andere.
4Dat tegenover elkaarstellen van modi van toeëigening kan gebeuren door de waarnemingen te structureren aan de hand van inhoudelijke lijnen. Twee fundamentele inhoudelijke lijnen komen uit de analyses naar voren. Zij hebben zich in zekere zin opgedrongen nadat wij proefondervindelijk op zoek waren gegaan naar de wijze van structurering die optimaal recht kon geven aan de inhoudelijke verschillen die uit het onderzoek van de interviews waren gebleken.
5We zullen dus beginnen met het voorstellen van die twee inhoudelijke lijnen en aan de hand ervan de activiteiten ten opzichte van elkaar situeren. We zullen dan vier verschillende modi van toeëigening van het landschap kunnen onderscheiden die onderling op elkaar inwerken en het landschap produceren zoals dat concreet bestaat. Die interacties zullen in de volgende etappe worden behandeld.
6Die modi van toeëigening en de daarmee overeenstemmende gebruikersprofielen vormen geen eigenlijke concrete categorieën van gebruikers maar wel oriëntatiepunten die samen een begrippenschema vormen dankzij hetwelk de concrete gedragingen beter kunnen worden gevat en begrepen. Zij vormen een draagvlak met behulp waarvan wij hopen beter over het gebruik van de landschappen te kunnen nadenken.
1. - De inhoudelijke lijnen
7Twee fundamentele inhoudelijke lijnen komen uit de analyses naar
1. - De lijn uniek landschap/vervangbaar landschap
8De eerste pool van die lijn stemt overeen met de situaties waarin de gebruiker niet of nauwelijks het gebied kiest, om welke reden dan ook: onmogelijkheid elders te gaan om de activiteit te beoefenen die hij wenst uit te voeren, sterke symbolische en psychologische geladenheid van dat gebied... Het gebied dringt zich aan hem op zonder concurrentie en discussie. Het karakteriseert zich door zijn zeldzaamheid. Het gebruik is nauw verbonden met het gebied zelf; elders zou het niet of nauwelijks zin hebben of waarschijnlijk niet bestaan.
9De tweede pool van de eerste lijn daarentegen stemt overeen met de situaties waarin de gebruiker het gebied kiest. De activiteit zou heel goed elders plaats kunnen hebben. Dat ze zich in dat bepaalde gebied afspeelt ligt aan bijzondere omstandigheden of is een gemakoplossing. Of de gebruiker er zich al dan niet intens engageert, doet er niet toe, het gebruik dat hij van het gebied maakt zou ook elders zin kunnen hebben, in een ander halfnatuurlijk landschap of in een park bijvoorbeeld.
2. - De lijn “ruimte met sterke betrokkenheid/ruimte met lage betrokkenheid ofgeïnstrumentaliseerde ruimte”

10De eerste pool van die lijn stemt overeen met de situaties waarin de gebruiker intens betrokken is bij het gebied waarvan het gebruik in zijn ogen heel belangrijk is. Het gebied is bijvoorbeeld zijn tehuis, de fysische of mythische plaats van zijn roots, het toneel van relaties waaraan hij gehecht is, een geheim toevluchtsoord waar hij weer op krachten komt of zijn wonden likt... Hij engageert zich met heel zijn wezen in de activiteit waaraan hij zich toewijdt. Het gebied is allesbehalve een eenvoudig hulpmiddel maar speelt vanwege zijn eigenschappen voor de gebruiker een actieve rol in de werkzaamheden.
11De tweede pool van die lijn daarentegen stemt overeen met de situaties waarin de gebruiker de ruimte instrumentaliseert die als een eenvoudig hulpmiddel wordt beschouwd. Hij gebruikt het gebied zonder dat het voor hem echt van tel is. Hij denkt opportunistisch.
12Die twee lijnen loodrecht op elkaar geven een vlak waarin de activiteiten en diegenen die ze uitvoeren plaats komen nemen, of beter gezegd geven vier zones aan waarbinnen specifieke modi van toeëigening en gebruikersprofielen kunnen worden onderscheiden.
2. - Modi van toeëigening van de ruimte en gebruikersprofielen
13Aan de hand van die twee inhoudelijke lijnen en hun polen kunnen vier modi van toeëigening van de ruimte worden onderscheiden.
1. - De modus venvorteling
14Die modus paart een sterke betrokkenheid bij het gebruik van de ruimte aan een perceptie van de ruimte als unieke ruimte eens en voor altijd.
1. Beschrijving
15Bij die modus blijkt een gegeven halfnatuurlijk landschap een unieke plaats die niet vergeleken wordt met andere landschappen, ook al zijn ze van hetzelfde type. Zo zullen er geen gebruikers aangetroffen worden die zich geregeld met andere halfnatuurlijke gebieden bezighouden. Het register dat gebruikt wordt om van het gebied te spreken is van fusionele aard. De gebruiker maakt, buiten elke individuele keuze, deel uit van een reeds gebouwde wereld, een wereld die er reeds is. Hij participeert aan een universum dat hem overstelpt; hij heeft slechts tot “missie” het te bestendigen.
2. Typegebruikers
16Die verhouding tot de ruimte past in een collectieve en traditionele benadering: het landschap participeert aan de geschiedenis van de gemeenschap en draagt bij tot de vorming ervan. Die modus van toeëigening komt vooral voor bij de buurtbewoners die hun wijk als een geheel zien, van wie de mobiliteit gecentreerd is rond die wijk en zich gedwongen voelen wanneer het erom gaat zich buiten de wijk te begeven. De sociabiliteit vormt zich rond de primaire netwerken (buurt, familie...). Elke distantiëring van de gemeenschap kan een teken zijn van spanning, pijn. Dat model verdeelt de wereld en de voorstellingen ervan: het functioneert volgens de modus binnen/buiten, van ons/van hen; de eerste termen hebben een positieve connotatie, de tweede evoceren een gevaar voor het evenwicht van “die” wereld. Sociologisch heeft dit model betrekking op personen die in het stadium zitten van sociale uitsluiting, zelfs relatieve. Het gaat om bejaarden die de wereld zien als een tegenstelling tussen “vroeger, toen alles goed was/nu, waar alles mank loopt”. Het zijn ook mensen, niet noodzakelijk bejaarden, die het gevoel niet hebben deel te nemen aan de produktie van de huidige wereld: een veranderende, cosmopolitische, economisch onstabiele wereld waaraan zij zich niet kunnen aanpassen. Die mensen leven sociaal, cultureel en economisch aan de rand van de maatschappij. Dat model en het gebruikersprofiel waarmee het overeenstemt werkt terug want die gebruikers zijn niet of nauwelijks in staat de overheersende sociale produkties om te buigen. Zij participeren niet meer aan de produktie van de stad maar ondergaan haar.
3. Specificatie van het halfnatuurlijke landschap
17Het halfnatuurlijke landschap wordt niet opgezocht wegens zijn biologische en ecologische noch zelfs esthetische eigenschappen maar meer omdat het daar reeds is en dus integrerend deel uitmaakt van de gemeenschap, concreet en historisch. Het halfnatuurlijke landschap functioneert als een waarborg voor het behoud van de gemeenschap als zodanig en is één van de factoren die het bestendigen. Het landschap wordt dus opgeëist als plaats van het status-quo, de niet-verandering. Juist uit angst voor verandering, die door de gemeenschap als een destabiliserende en “agressieve” factor wordt aanzien, mag aan het halfnatuurlijke landschap geenszins worden geraakt (wat bovendien vreemd volk zou aantrekken). De effectieve betrokkenheid van de gebruiker bij de ruimte kan zeer klein zijn. Het landschap is niet noodzakelijk een plaats van intensieve en talrijke activiteiten. Het gebied dat effectief wordt gebruikt kan trouwens aanzienlijk beperkter zijn dan het landschap in zijn totaliteit.
4. Typeactiviteiten
18Activiteiten in verband met de produktie, de leefruimte, de volkstuintjes voor de “oude bewoners”, de wandelingen waarop met de wereld kennisgemaakt en waarop de wereld overgedragen wordt.
2. - De modus electieve betrokkenheid
19Die tweede modus, die eveneens goed vertegenwoordigd is in de analyse, paart een sterke symbolische en affectieve betrokkenheid bij het halfnatuurlijke landschap aan een perceptie van het landschap als een gebied dat niet meer uniek is maar potentieel vervangbaar.
1. Beschrijving
20Hier leeft het besef dat het landschap geïntegreerd is in een netwerk van gebieden die met een zelfde stadsproblematiek te maken hebben. De plaats en het gebruik staan niet meer buiten enige betrokkenheidskeuze, zij werken erop in, zij zijn er niet reeds, zij worden gekozen. Het gebruik van de ruimte steunt op een individuele en vrijwillige keuze. Men zal spreken van individualiseringproces want het individu en niet meer de groep waartoe men behoort beslist zelf over de te maken keuzen en beheerst zelf die netwerken van activiteit en sociabiliteit. Dat individualiseringproces is geen teken van individualisme of egocentrisme: als uitgangspunt van zijn keuzen geldt dat het individu zich integendeel zal trachten te integreren in verschillende groepen of er zal proberen op te richten niet meer zozeer op basis van het feit dat hij deel uit maakt van een wereld die er reeds is maar veeleer op basis van een weloverwogen keuze. Het gaat om een “solidaire individualisatie”. Voorts kan de investering in een activiteit zeer sterk zijn zonder dat die eens en voor altijd met één bepaald gebied verband houdt. Noch de activiteit noch de plaats zijn eens en voor altijd vastgelegd. Dat betekent evenwel niet dat de activiteit niet beïnvloed wordt door de plaats waar zij beoefend wordt; integendeel, heel vaak werkt het gebied zeer actief mee aan de totstandkoming van de activiteit maar het wordt als geïntegreerd gezien in een netwerk van gebieden dat, in plaats van de concurrentie aan te gaan, het gebruik extra zin geeft. Ergens in zijn tuin werken heeft des te meer betekenis als die activiteit geïntegreerd is in een netwerk van andere activiteiten die dezelfde gevoelige snaar raken (vak, politiek engagement...) en in een netwerk van gebieden waarin evenzeer geïnvesteerd wordt.
2. Typegebruikers
21De producenten van dat toeëigeningsmodel kunnen weliswaar in de wijk wonen en er zich een deel van voelen, maar nemen er afstand van door hun (zowel fysiek als geestelijk) vermogen tot mobiliteit en door de vele territoria waarin geïnvesteerd wordt en die worden bedacht. Dat vermogen tot deterritorialisering om zich te herterritorialiseren volgens het electieve model doet een ruimte ontstaan waarin sterk wordt geïnvesteerd maar die potentieel even gemakkelijk delokaliseerbaar is (zoals het werk van de natuurkenners waarin sterk kan worden geïnvesteerd in een bepaald gebied maar dat elders gereproduceerd kan worden) en met betrekking waartoe de investering in een relatief afgebakende tijd kan passen.
22De personen die tot dat gebruikersprofiel behoren zijn mensen die niet meer in het stadium zitten van uitsluiting maar van inschakeling, of zelfs sociale opgang. Zij hebben vaak een hoger diploma. Hun betrokkenheid bij de halfnatuurlijke landschappen gaat vaak gepaard met andere vormen van politiek, sociaal of cultureel engagement. Zij willen niet alleen participeren aan de verschillende sociale produkties maar veel meer vernieuwen. Zij denken zo nieuwe vormen van sociabiliteit uit, nieuwe manieren om aan politiek te doen, om de stad te verwekken. Zij zijn leergierig. Die toeëigeningsmodus is in ontwikkeling.
3. Specificatie van het halfnatuurlijke landschap
23De biologische eigenheid is hier belangrijker: hoewel het gebied niet altijd halfnatuurlijk landschap wordt genoemd (wat vooral het geval is met de natuurkenners en de mensen die deel uitmaken van de plaatselijke actiecomités), gaat men er op zoek naar ongereptheid, ruigheid en ongeciviliseerdheid. De meeste gebruikers van die gebieden laten zich inspireren door de “natuurlijke” kenmerken ervan: sommigen om zich er te bezinnen, anderen om zich er te verbergen, nog anderen om de gedaanteverwisselingen van de natuur te observeren of om er creatieve inspiratie op te doen... In dat opzicht is het halfnatuurlijke landschap niet “inruilbaar” tegen een stadspark. Effectief wordt het gebied vaak algemener benaderd dan in het eerste model waar het feit dat men “het landschap steeds gekend heeft” van de plicht ontheft het te ontdekken. In dat tweede model overheerst de ontdekkingsdrang. Het gebied breidt zich uit.
4. Typeactiviteiten
24De bij voorkeur ontwikkelde typeactiviteiten draaien rond milieubewustzijn, en kunnen de vorm aannemen van opkomen voor het landschap en het beheer ervan, organisatie van of deelnemen aan rondleidingen, onderhoud van de “biologische” moestuin of bezinningswandelingen.
3. - De modus instrumentalisering van de schaarse ruimte
25Die derde modus paart een perceptie van de plaats als unieke plaats aan een geringe betrokkenheid bij deze.
1. Beschrijving
26Hoewel het landschap veelal als een unieke plaats wordt aanzien wordt er toch niet symbolisch en effectief in geïnvesteerd. Op te merken is een instrumentalisering van het gebied dat de activiteit slechts ondersteunt. De gebruikers gaan er naar toe omdat het dichtbij gelegen is en omdat adequate gebieden schaars zijn. Dat model steunt voor de gebruiker op een berekening die schaarsheid met bewegingseconomie verbindt. Die kan verband houden met de perceptie van zijn eigen, fysieke of mentale, immobiliteit: men stelt zich niet voor elders te durven zijn. De gebruiker ziet zichzelf als een rationele gebiedsconsument die curves van ongedifferentieerdheid zou opstellen waarin, bij een gegeven gebruik en afstand, slechts één plaats economisch “consumeerbaar” zou zijn maar die tegelijk een monopoliesituatie zou ervaren (schaarsheid van die gebieden in de buurt). Uit de instrumentalisering van het gebied, dat, laten we dat niet vergeten, een in de nabijheid gelegen gebied blijft, blijkt de privatisering van de activiteiten die dat model suggereert. Het gaat er hier niet meer om dat men zich integreert in een gebied, een teken van de gemeenschap, noch dat men het uitkiest om er iets te doen, maar dat men er gebruik van maakt voor persoonlijke en... solitaire doeleinden. Men zou kunnen spreken van een processus van “solitaire privatisering”. Slechts het individu is bij de activiteit betrokken.
2. Typegebruikers
27De producenten van dat model zijn buurtbewoners van het halfnatuurlijke landschap die in zekere mate ruimtelijk immobiel zijn. Hun activiteit is voor alles individueel en hun toeëgening van de ruimte geprivatiseerd; we hebben zulke gebruikers die zich beriepen op collectieve waarden in verband met statuten (al dan niet deel uitmaken van een wereld) of engagement (de wereld veranderen en/of eraan participeren) niet ontmoet. Die gebruikersprofielen maken deel uit van de middenklasse zowel door de leeftijd als door de sociaal-economische positie. In tegenstelling met de vorige modi worden vooral individuele waarden verdedigd. Er valt geen affectieve gehechtheid aan het gebied te bespeuren. Dat gebruikersprofiel wilt geen bijzondere rol spelen in de sociale produkties, met name in die van de halfnatuurlijke gebieden, toch niet vrijwillig.
3. Specificatie van het halfnatuurlijke landschap
28Behalve dan in zoverre het dicht bij wooncomplexen gelegen is, waardoor het tot de groep van toegankelijke gebieden behoort, wordt het halfnatuurlijke gebied niet in andere opzichten waargenomen. Eén van de voordelen naast de nabijheid van de gebieden is misschien dat er tamelijk weinig mensen komen. Het is een plaats waarvan men gebruik maakt omdat ze dichtbij huis ligt. Die noodzakelijke nabijheid kan verband houden met de aard van de activiteit (om er de hond elke dag uit te laten moet je er te voet naar toe en er is geen ander groengebied in de buurt) maar ook met het beeld dat de gebruiker heeft van zijn eigen immobiliteit.
4. Typeactiviteiten
29De bestudeerde activiteiten die het best bij dat model van toeëigening van de ruimte aansluiten zijn de wandeling en meer bepaald het dagelijks uitlaten van de hond.
4. - De modus instrumentalisering van de overvloedige ruimte
30Die modus houdt zowel een tamelijk sterke instrumentalisering in van de ruimte (de ruimte ondersteunt de activiteit) als de vervangbaarheid ervan (de ruimte is potentieel niet de enige die de activiteit in kwestie kan ondersteunen). Hoewel we die modus niet veel hebben waargenomen zou het toch kunnen zijn dat hij zich in bepaalde gebieden doet gelden.
1. Beschrijving
31Anders dan het vorige model ervaart de gebruiker geen monopoliesituatie van de ruimte. Het gebruik van de ruimte houdt geen verband meer met een relatieve immobiliteit van de gebruiker. Die is potentieel steeds mobiel en beschikt dus over een palet van plaatsen waar zijn activiteit een ruimtelijk karakter kan krijgen. De gebruiker kan hier dus plaatsen kiezen die toegankelijk en toeëigenbaar zijn. Hoe komt hij dan tot zijn keuze? Zoals elke “verstandige consument” gaat hij een reeks criteria aanleggen waarbij hij nabijheid, de tijd waarover hij beschikt, de vrienden die men er kan maken of kan ontmoeten, het esthetische karakter van het landschap, het seizoen, zijn zin naar avontuur ten opzichte van zijn behoefte aan veiligheid, de kleding die hij draagt en waarover hij beschikt, het geld dat hij al dan niet ter beschikking heeft betrekt. Aan de hand van die berekening zal een landschap worden uitgekozen en zal men er zijn activiteit beoefenen. Zoals de tweede modus houdt die modus verband met een keuze maar zonder dat die keuze een sterke betrokkenheid bij het gebied veronderstelt. Het gebied wordt als een consumptiegoed gezien (of het al dan niet reproduceerbaar is doet er weinig aan toe), vervangbaar omdat het meer gevormd wordt aan de hand van algemene beeldassociaties eirond (Pajottenland, het Zoniënwoud, Vrolijk België, Center Park...) en slechts reproduceerbaar via specifieke interacties tussen de plaats, de geschiedenis en de gebruiker.
2. Typegebruikers
32De producenten van dat type van model zijn wat wij de nieuwe stadsconsumenten zouden kunnen noemen die tamelijk mobiel zijn en die gretig van de verschillende voordelen die aanwezig zijn op de stedelijke markt gebruik maken. Zij gebruiken een bepaalde ruimte afhankelijk van het moment, de tijd, van wat elders op de markt bestaat. De ruimte is object van meting en concurrentie en de activiteiten verarmen kwantitatief: met elke activiteit stemt in het uiterste geval een gebied overeen. Die “nieuwe” stadsgebruikers is het er niet om te doen aan de produktie van de stad deel te nemen, maar wel aan de consumptie ervan. Zij beantwoorden een verschijnsel hierin bestaande dat massaal de stadsattributen worden geconsumeerd. We hebben hier niet meer te maken met een proces van onderscheid maar wel van imitatie. Sociaal-demografisch gesproken zijn zij waarschijnlijk heterogener dan de hiervoor beschreven groepen. Dit kan verklaard worden door het feit dat zij zich meer identificeren met referentie-dan met lidmaatschapsmodellen. Grosso modo zouden we kunnen zeggen dat zij veeleer jong zijn, meer over economisch dan intellectueel kapitaal beschikken. Dat model is zonder enige twijfel in ontwikkeling.
3. Specificatie van het halfnatuurlijke landschap
33De gebruikers die bij die modus passen hebben de keuze al dan niet naar het gebied te komen, het staat hen vrij het uit andere gebieden te kiezen. Dat het wordt uitgekozen komt doordat het het best beantwoordt aan de verschillende criteria waaraan de besluitvorming wordt getoetst. De eigen karakteristieken van een halfnatuurlijk landschap nemen de eerste plaats niet in bij het kiezen van een gebied. Het is opmerkelijk dat de bij voorkeur ontwikkelde activiteiten wat die modus betreft (sportactiviteiten, ontspanningsactiviteiten, vertoeven in het groen) vooral voorkomen in Neerpede, in het gedeelte dat waarschijnlijk het minst beantwoordt aan wat onder een halfnatuurlijk landschap wordt verstaan. Men zou kunnen zeggen dat het specifieke van het halfnatuurlijke landschap wat dat model betreft erin bestaat dat het niet als halfnatuurlijk landschap wordt beschouwd, en dat er de hoedanigheden niet aan worden toegeschreven die ze gewoonlijk hebben.
4. De typeactiviteiten
34Zij komen vooral voor in Neerpede en weliswaar marginaal op de Kauwberg. Zij komen voor omdat er vrij actief publiciteit aan de plaats wordt gegeven en/of er bepaalde voorzieningen voorkomen. Het gaat om bepaalde sportactiviteiten, grote trektochten op zonnige zondagen...
35Aan de hand van de manier waarop de gebruikers tegen hun activiteiten en tegen het gebied waarin die zich afspelen aankijken konden vier verschillende modi van toeëigening van de ruimte worden onderscheiden, die met vier gebruikersprofielen overeenstemmen. Zoals wij hebben gezien houden die modi en die profielen niet alleen verband met de activiteiten in een bepaald gebied maar ook met de wijze waarop de omgeving, in casu de stadsomgeving wordt gezien en met de wijze waarop men zichzelf in die wereld ziet: is men er om hem te veranderen, om hem te consumeren, om erin op te gaan, of eenvoudig om er te passeren? Afhankelijk van het antwoord op die vraag zal de wijze van gebruikmaking van het halfnatuurlijke landschap en van betrokkenheid erbij veranderen.
De grafiek van hiervoor kan nu worden aangevuld.

36Uit die verschillende betekenissen en de ermee overeenstemmende activiteiten blijkt in elk geval de verbazingwekkende plasticiteit van het halfnatuurlijke landschap dat zo diverse activiteiten, zowel in materieel als in betekenisopzicht, mogelijk maakt. De vraag die overblijft is juist de voorwaarden van naast elkaar bestaan van die verschillende toeëigeningsmodi. Komen ze wel naast elkaar voor en zo ja, verloopt dat dan harmonisch of geeft het aanleiding tot spanningen, conflicten en strijd om de suprematie van de ene of de andere activiteit? Dat is het onderwerp van wat volgt.
3. - Het systeem van interacties tussen de gebruikersprofielen
37Tot hiertoe hebben wij vooral getracht de modi van perceptie te begrijpen die geassocieerd worden met de verschillende types van gebruik, een beetje alsof elk ervan onderling onafhankelijk is. Toch kan het bestaan, het opkomen, de continuïteit, de ontwikkeling of het verdwijnen van bepaalde activiteiten niet begrepen worden zonder dat de modi van toeëigening onderling worden vergeleken. Sommige activiteiten ontstaan ten koste van andere die verdwijnen omdat ze illegitiem, anachronistisch zijn geworden. Dat proces moeten wij nu gaan bestuderen. Dat impliceert een analyse van de wijze waarop de ruimte sociaal wordt geproduceerd.
38Drie modi om de produktie van de ruimte, in casu het halfnatuurlijke landschap, te analyseren kunnen worden in aanmerking genomen:
- De individuele produktiemodus: het gebied wordt voor elke gebruiker via zijn eigen activiteit geproduceerd. Dat komt neer op de vraag wat het gebied in kwestie voor de gebruiker is. Die analyse werd reeds verricht: voor de ene is het halfnatuurlijke landschap een moestuin, voor de andere een reservoir van legendes, het parcours waarlangs men de hond uitlaat, een natuurreservaat... Iedereen produceert via zijn activiteit en het verhaal dat hij over zichzelf vertelt zijn eigen landschap.
- De collectieve produktiemodus: via die individuele produkties komen processen te voorschijn waarbij krachtsverhoudingen en allianties werkzaam zijn rondom de activiteit van één individu in het bijzonder en die opgebouwd zijn rond een systeem van interacties waardoor de activiteiten en de gebruikers onderling ongelijk worden. Zo kan een activiteit ongeoorloofd worden omdat een nieuwe gebruiker in het spel komt die een activiteit kan opdringen ten koste van de vroegere. Die wijze van ruimteproduktie wordt nu bestudeerd. Concreet zullen wij ons in dit gedeelte van de studie bezighouden met de wederzijdse betrekkingen die de gebrui- kers aanknopen na de modi van ruimtetoeëigening die zij instellen. We zullen trachten de verhoudingen te bestuderen onder die gebruikers, het vermogen van elk van die gebruikers om zijn eigen perceptie van de ruimte op te dringen en het spel tussen de gebruikers rond de inzet van de ruimteproduktie.
- Tenslotte de politieke produktiemodus: de ruimte wordt geproduceerd via het spel van de medespelers (de gemeente, de plaatselijke actiecomités, de projectontwikkelaars, het Gewest...). Via hun eigen perceptie van het stedelijke gebied en de aard van hun investering zullen zij in een spel van bondgenootschappen en tegenstellingen beslissen wat het gebied zal worden. Op dat spel dat zich in de besluitvormingssfeer beweegt, zal hier niet nader worden ingegaan.
1. - De modus venvorteling
1. De produktie van het gebied
39Die modus produceert steeds een gebied dat uitsluitend bestemd is voor de gemeenschap zelf en gebaseerd is op afgeslotenheid ten opzichte van de buitenwereld. Intracommunautair als het is, reproduceert het gebied zich “natuurlijk” zolang de gemeenschap zelf niet ter discussie wordt gesteld. Zodra een verandering zich manifesteert wordt zij als een storend element gezien. Het verwerpen van de buitenwereld wordt steeds de werkingsmodus van die modus, naarmate die onstabiel wordt en gepaard gaat met vele uitsluitingen. Het is tot op zekere hoogte het einde-van-de-wereld-syndroom. Het gebied sluit zich weer af en wordt een toevluchtsoord.
“Als ik de stad kan mijden doe ik dat. Ik herken Brussel, mijn stad, niet meer. Alles wat ik gekend heb wordt gesloopt en alles waarvan ik gehouden heb verdwijnt. De Brusselaars worden vervangen door een bevolking die Brussel stad niet kent. Daarom voelen wij er ons hier nog wat buiten staan, we zijn er op ons gemak”. (De gepensioneerden van het Moeraske).
40Toch voelt men zich uiteindelijk ook in het halfnatuurlijke landschap niet meer op zijn gemak omdat er veranderingen optreden met het opkomen van nieuwe activiteiten en nieuwe gebruikers.
2. De verhouding tot de andere gebruikers
41Die worden als ongeoorloofd en bedreigend gezien: “We zijn geen baas meer in eigen huis" (Dr. D., Neerpede). De dreiging kristalliseert zich rond de thematiek van de zondebok: de vreemdeling (“De Arabieren beginnen naar Neerpede te komen” (Dhr. H., Neerpede). Ook worden geviseerd: “De bendejongeren, de projectontwikkelaar die een neus heeft voor vuil geld, de stad die de wijk en het landschap bedreigt: “Brussel arriveert bij ons, we voelen ons opgejaagd” (Dhr. D., Neerpede).
42Omdat die modus immers steunt op het status-quo, dringen er niet gemakkelijk nieuwe activiteiten toe door. Toch is die toeëigeningsmodus niet erg krachtig en kan hij zich niet meer doen gelden als de enige kijk op het gebied en op wat hoort. Dit vertaalt zich op twee manieren: enerzijds een gevoel van onmacht en een zeker fatalisme ten aanzien van de veranderingen die zelden eisen worden. Als er verbaal geweld aan te pas komt vertaalt zich dat niet perse in een actief engagement. Anderzijds bestaat er een “nagenoeg verplicht” bondgenootschap met de plaatselijke actiegroep die zich heeft doen gelden als producent van activiteiten en gebieden en die de verdienste heeft voor het landschap “als zodanig” of toch ongeveer op te komen. Dat bondgenootschap is passief en vertaalt zich niet dikwijls in collectieve actie om het landschap te beschermen. Steeds heerst er daarentegen wantrouwen dat wordt aangewakkerd telkens als het status-quo van het landschap in gevaar komt. Zo werd in het Moeraske in een brief van de NMBS, de eigenaar van het gebied, aan de tuiniers gevraagd om de “koterijen in de tuin” weg te doen. Die geloofden dat het een poging was van de “groenen” om ze weg te krijgen en hun plaats in te nemen.
43Dat wantrouwen vertaalt zich eveneens in een soms nadrukkelijk en in elk geval “neerbuigend” gebrek aan interesse ten aanzien van de activiteiten die door de plaatselijke actiecomites worden voorgesteld:
“Ik vind het niet nodig om te gaan wandelen, ik ken alles beter dan zij”. (Dhr. W., Moeraske).
44Wat de produktie van het gebied betreft bevindt de modus verworteling, indien hij het halfnatuurlijke landschap als een absolute en exclusieve ruimte, als een van de laatste tekens van het voortbestaan en de onveranderlijkheid van de wereld blijft zien, zich in een defensieve positie ten opzichte van andere produkties: die onder andere van de eigenaars van de gronden die eraan denken de functies en het imago ervan te wijzigen alsmede te wijzigen alsmede ook die van de nieuwe producenten van het gebied, namelijk de plaatselijke actiecomités. Die modus slaagt er niet langer in zich te doen gelden op de markt van de stedelijke produkties.
2. - De modus electieve betrokkenheid
1. De produktie van de ruimte
45Die modus produceert een ruimte die veel meer ontstaat via de vele effectieve en vrijwillige toeëigeningen dan op grond van het behoren tot een wereld. De ruimteproduktie is vrijwillig en er worden eisen gesteld, ze moeten het niet hebben van bestendigheid maar van verandering. Die modus produceert het gebied als halfnatuurlijk landschap. De promotors van die modus zien ook het halfnatuurlijke landschap op een andere schaal: de relevante schaal is niet langer de wijk (die, wat de eerste modus betreft, tegenover de stad staat, die als de “baarlijke duivel” wordt aanzien) maar vaak het stadsgewest waarin het halfnatuurlijke landschap als zeldzaam gebied zin krijgt of zelfs de kosmos wordt waarin het geringste natuurgebied een getuigenis van de natuur wordt.
46In die modus van toeëigening werpen de plaatselijke actiecomités zich als de legitieme producenten van het halfnatuurlijke landschap op: zij zijn het die het een status verlenen, de te voeren strategieën afkondigen ten opzichte van de andere producenten van gebied, de gebruiksregels uitvaardigen en bepalen wat verboden is. De andere gebruikers die tot die modus behoren zijn die welke het best de gebruiksaanbiedingen die door de plaatselijke actiecomités zijn ingesteld beantwoorden: de mensen die een rondleiding willen volgen, nemen deel aan deze die door die actiecomités worden georganiseerd, de “nieuwe” tuiniers kunnen er deel van uitmaken of warm gemaakt worden voor het milieu; hoe dan ook nemen allen min of meer actief deel aan de legitimatie van het gebied als halfnatuurlijk landschap. De aanbieders van activiteiten (de actiecomités) zijn medespelers omdat zij de verdediging van het landschap op het terrein brengen van de eisen die aan de stad worden gesteld en een statuut voor het landschap en voor de gebruikers van het gebied creëren door eraan te werken, door het te beheren. Zij bepalen wat een legitieme en geen legitieme activiteit is, omdat zij alleen het landschap verdedigen ten opzichte van de andere gebruikers.
47De legitieme definities van het gebied kunnen variëren van gebied tot gebied maar draaien rond drie opvattingen van het halfnatuurlijke landschap: bij de eerste opvatting wordt ervan uit gegaan dat een, zij het halfnatuurlijk gebied, zin krijgt via de activiteiten en toeëigeningen die het mogelijk maakt en suggereert. Er wordt eveneens van uit gegaan dat het een stedelijk gebied is dat zin krijgt via de stad.
“Voor ons is het geen eigen tuin. Het is iets dat hier leeft, het is een levende plek die aan de wijk, aan iedereen toebehoort. Wij mogen graag zien dat de mensen het op prijs stellen.” (Dhr. D., Moeraske).
48Aangezien immers de activiteit voorrang heeft “Is het belangrijker een park te hebben in de Zénobe Grammestraat dan een natuurreservaat” (Dhr. D., Moeraske). Die opvatting steunt dus op een strategie van openheid en toegankelijkheid van de activiteiten en op het idee dat de gebruikers hun gedrag afstemmen op de manier waarop zij tegen het gebied aankijken (hoe meer een gebied is toegeëigend, hoe minder vandalisme er is). Zelfs zogenaamde “ongeoorloofde” activiteiten geraken geïntegreerd. Dat is zo met de zonnebader in het Walkierspark die wel enkele plantesoorten vertrappelt maar door de verstoring die hij teweeg brengt tegelijkertijd het verschijnen van nieuwe bloemen en planten, die elders niet voorkomen bevordert.
“De mountainbikers, de kinderen die de hellingen afstormen, dat is het soort dingen dat moet worden ontmoedigd maar dat we toch ook leuk vinden omdat dat voor een beetje chaos zorgt”. (Dhr. D., Moeraske).
49Het gebruiksaanbod werkt hier in op de openheid van het gebied.
50De tweede opvatting ziet in het halfnatuurlijke landschap “Het nulpunt van de stedelijke stijl”10, het basissubstraat via hetwelk het leven zin heeft en dat iedereen onderschrijft. De stad en haar gebruikers komen de produktie van de natuur die nog voorkomt in de al te zeldzame halfnatuurlijke landschappen bederven. De stad is autoritair, antinatuur, heeft de natuur steeds willen domineren. De natuur moet dan ook beschermd worden tegen de aanvallen uit de stad zolang de mens niet klaar is om de boodschap van zijn eigen “natuurlijkheid” te begrijpen. In naam van de verdediging van het universum en de toekomstige activiteiten worden bij die opvatting de huidige activiteiten verminderd en het halfnatuurlijke landschap zo ondoordringbaar mogelijk gemaakt. Volgens die opvatting is iemand die zijn hond uitlaat geen bondgenoot maar belet hij integendeel dat de natuur zich uitdrukt. Het voorgestelde gebruiksaanbod heeft hier voornamelijk betrekking op het afschermen van het gebied en het bepalen van intrinsiek ongewenste activiteiten. De derde opvatting is strategisch en pragmatisch van aard. Het gaat er voor alles en in eerste instantie om het nut van het halfnatuurlijke gebied in het stadsmilieu aan te tonen en dus de activiteiten te tolereren waarvan verondersteld mag worden dat zij elders ongewenst zijn, om de politieke medespelers te laten zien hoe belangrijk het is dat het landschap behouden blijft. Nadat het duidelijk is dat het landschap behouden zal blijven belet niets een systeem van toelating van/afscherming voor activiteiten in te stellen dat een differentiatie beoogt volgens het impact ervan op de natuur. Het gebruiksaanbod mikt op toelating/afscherming afhankelijk van de tijd en de gevoerde strategieën.
2. De verhouding tot de andere gebruikers
51Hoewel de gebruiksaanbieders activiteiten kunnen creëren in de vorm van rondleidingen, beheer van het landschap, “pedagogische wandelpaden”, zijn de activiteiten die in die gebieden kunnen voorkomen niet daartoe beperkt. Vroegere activiteiten blijven voortbestaan en nieuwe worden geproduceerd los van elk georganiseerd aanbod. Er bestaan ook systemen van gebruiksovertreding en-omzeiling waarbij de ruimte onophoudelijk geherformuleerd wordt doordat er allemaal secundariteitsplaatsen van worden gemaakt (het passeren van afsluitingen om te kunnen maaien, hellingen die gebruikt worden om te mountainbiken, de bouw van hutten, stroperij). Het is interessant hier op te merken dat de “gebruiksaanbieders” door het systeem van legitimatie van de activiteiten die zij bewust of onbewust invoeren sommige gemakkelijker maken of andere integendeel ontmoedigen. Zij zullen dus indirect andere overtredingssystemen in het leven roepen volgens de graad van toegankelijkheid die zij toelaten... en vergeten in sommige gevallen dat de activiteiten die zijzelf hebben ingevoerd soms juridische overtredingen zijn omdat ze collectieve toeëigeningen uitmaken van een privégebied.
52De allianties en tegenstellingen tussen gebruik en gebruikers verschillen dus naargelang de opvattingen die de actiecomités van het halfnatuurlijke landschap hebben. Wat de (openbare of particuliere) projectontwikkelaars betreft, overheersen de tegenstellingen. Ten opzichte van de andere activiteiten hangt alles af van de manier waarop het actiecomité het halfnatuurlijke landschap ziet. Maar algemeen gesproken staan de activiteiten waarbij het halfnatuurlijke landschap als een “consumeerbare en vervangbare ruimte” wordt gezien (modus instrumentalisering van de overvloedige ruimte) niet goed aangeschreven. De bondgenootschappen anderzijds zullen meer symbolisch dan effectief gesloten worden onder de mensen van de wijk en onder andere actiecomités van halfnatuurlijke landschappen, waardoor het concept van stedelijk groen netwerk wordt gegenereerd11.
53De modus electieve betrokkenheid kan een gebied produceren en het doen gelden op de “markt” van de gebiedsprodukties. Hij produceert het halfnatuurlijke landschap door het zijn status te verlenen en het zo gewicht te geven bij de onderhandelingen met de andere stedelijke medespelers. Die gebiedsproduktie heeft weliswaar de natuurwetenschappen als uitgangspunt maar tracht aan haar legitimiteit te komen in de sfeer van de stadsactiviteit. Zij doet dat door nieuwe activiteiten aan te bieden.
54Mede door die nieuwe produktie van ruimte worden dus nieuwe stedelijke activiteiten in het leven geroepen die steeds meer in de plaats komen van de oudere. Die nieuwe produktie van de ruimte kan leiden tot een beperking van activiteiten in naam van de bescherming van het landschap (systeem van barrières, toezicht, acties bij de gemeentelijke instanties om bepaalde activiteiten te verbieden).
3. - De modus instrumentalisering van de schaarse ruimte
1. De produktie van de ruimte
55Die modus, die gebaseerd is op de consumptie van schaarse ruimte, leidt uiteindelijk tot activiteiten in zoverre de ruimte geen zeer actieve rol speelt bij de produktie van de activiteit. De ruimte wordt aanzien als ruimte zonder meer of vanuit het oogpunt van de voorwaarden die door de activiteit zelf worden gesteld. Zo organiseert de hond en de eisen die hij stelt de wijze waarop de activiteit verloopt (dat er geen andere honden zijn, dat hij vrij kan rondhollen, dat de route kan worden gevarieeerd opdat hij zich niet verveelt).
“Door de hond gaan we wandelen, anders hadden we daar geen tijd voor” (Dhr. H., Kauwberg).
2. De verhouding tot de andere gebruikers
56De verhouding die de typeproducent van die modus van toeëigening tot de andere activiteiten heeft is tamelijk beperkt en onverschillig. Degene die de hond uitlaat ontwikkelt gewoonlijk slechts die activiteit, althans op die plek. De spanningen die kunnen voorkomen ontstaan vooral onder eigenaars van honden. Dit type van gebruik van het landschap kan zich waarschijnlijk steeds minder doen gelden aangezien degenen die de hond uitlaten in een defensieve positie gedrongen worden als het gevolg van de kritiek die op hen wordt geleverd. Steeds vaker worden degenen die de hond uitlaten door de plaatselijke actiecomités als aanbieders van activiteiten immers gezien als verstoorders van het ecosysteem. Dat geldt echter niet voor alle plaatselijke actiegroepen; sommige maken uit strategische overwegingen van degenen die hun hond uitlaten bondgenoten omdat zij zeer talrijk zijn. Andere zien daar nog een sociologisch zeer zinvol gebruik in. Die gebruikers gaan geen bondgenootschappen aan met andere, hoogstens zullen zij petities ondertekenen om externe bedreigingen van het landschap af te wenden. Niettemin fungeren die petities als katalysator voor het ontstaan van een nieuwe status voor het landschap in kwestie: de status van halfnatuurlijk landschap.
57Er is geen sprake van produktie van de ruimte: men wil namelijk het landschap hoegenaamd niet veranderen.
4. - De modus instrumentalisering van de overvloedige ruimte
1. De produktie van de ruimte
58Die modus is waarschijnlijk de modus die het meest direct in aanvaring komt met de andere toeëigeningsmodi want hij is er niet alleen op gericht ervoor in de plaats te komen maar ook de produktie van de ruimte daartoe te monopoliseren. Voor de producenten van die toeëigeningsmodus is de ruimte vervangbaar in zoverre de emoties, de percepties die zij suggereert vluchtig zijn en elders opnieuw in het leven kunnen worden geroepen in een vergelijkbaar of zeer erg gelijkend decor. De ruimte is consumeerbaar. Daartoe moet er echter voor adequate voorzieningen worden gezorgd die allemaal tekens van erkenning zijn die de aanhangers van die modus aan zichzelf geven.
2. De verhouding tot de andere gebruikers
59De verhouding tot andere gebruikers is niet perse doelbewust conflictueel: het bestaan alleen al van bepaalde activiteiten kan, omdat zij tot de installatie van voorzieningen zorgen (dat is het geval met bepaalde sportpraktijken), tot belangrijke milieuverstoringen leiden (mountainbike, 4x4, motorcross), omdat grote massa's volk op de been worden gebracht (de zondagse wandelingen), of omdat zij de feitelijke statusquo en ondoordringbaarheid van dat gebied op de helling zetten, activiteiten in gevaar brengen die daar niet tegen op kunnen of geen andere produkties van de ruimte tot ontwikkeling kunnen brengen. Toch kunnen die verhoudingen openlijk conflictueel zijn, zoals met de plaatselijke actiecomites en de milieugroeperingen in Neerpede.
“Wij mogen vanop de landbouwgronden onze ballen niet gaan terughalen. Leuk is dat, als je toch je bal terugwil”. (Dhr. G., Neerpede).
60De gebruiksconflicten die zich voordoen tussen die modus van toeëigening en de andere ontstaan uit de wil om het monopolie te veroveren van de produktie van de ruimte (die wil kan al dan niet manifest zijn) en van de toeëigening ervan. Het type ruimteproduktie dat die modus voorstelt is een produktie op grote schaal die gemakkelijk vervangbaar is, indien er geen schaarste is, op de markt van de vrijetijds-en ontspanningsgebieden. Het is in opgang en heeft zich in de halfnatuurlijkc landschappen nog niet doen gelgelden; maar sommige produkten zorgen voor spanningen tussen de plaatselijke actiecomités en de promotoren van dat model.
61Aan de hand van de overzichtstabel hierna zou het moeten mogelijk zijn een beter begrip te krijgen van de spanningshaarden die ontstaan rond de problematiek van het creëren en het beheren van een gebied.
62Gebruik maken van een gebied en er een bepaalde activiteit ontwikkelen gaat heel wat verder dan het in het leven roepen van gebruiksvoorwaarden en het opzetten van systemen van verbodsbepalingen. Ook al verloopt dat proces onbewust, toch geraken de voorwaarden voor het bestaan en de produktie van een bepaalde activiteit, het voortbestaan of de verdringing ervan geïntegreerd in krachtsverhoudingen, bondgenootschapssystemen tussen individuen en groepen en, meer diepgaand, in modi van produktie van de ruimte die meer zeggen dan men denkt over het beeld dat het individu heeft van zichzelf en van de wereld waarin hij leeft.
63Indien die tabel nog eens anders wordt gelezen, kunnen er twee elementen uit worden gehaald die belangrijk zijn voor een begrip van de systemen van interactie tussen de activiteiten die in de verschillende halfnatuurlijke landschappen voorkomen.
64De twee modi die in staat zijn of zouden zijn hun eigen produktie van de ruimte en de destbetreffende activiteiten te doen gelden en op het punt staan dat te doen zijn de modi die, in termen van toeëigening gesproken, betrekking hebben op een relatieve keuze (de modus electieve betrokkenheid en de modus instrumentalisatie van de overvloedige ruimte). Bij die twee modi wordt het halfnatuurlijke landschap niet als een uniek gebied aanzien waaraan zij “verplicht” gehecht zijn. In termen van stadsproduktie staan die twee modi weliswaar vaak in gespannen verband met elkaar maar het zijn twee dominerende modi die men trouwens terugvindt op andere terreinen waar eisen worden gesteld. Wat hen behalve de kijk op het stadsgebied en het halfnatuurlijke landschap in het bijzonder onderscheidt, is het bewustzijn dat zij deel hebben aan de produktie van de stad. De modus electieve betrokkenheid maakt niet alleen aanspraak op de legitimiteit van de stadsproduktie die hij voorstaat maar ook op een status voor zichzelf van producent. De modus instrumentalisering van de overvloedige ruimte maakt ongetwijfeld geen aanspraak op een status van stadsproducent maar wel van consument. Hij geeft expliciet de voorwaarden voor de produktie van de gebieden waarvoor hij een voorliefde heeft uit handen. Laat men ze maar voor hem produceren - de stadsmanagers en marketingdepartementen zullen zich wel daarmee bezighouden - als ze maar worden geproduceerd.
65De twee andere modi, de modus verworteling en de modus instrumentalisering van de schaarse ruimte kunnen hun beeld van de ruimte niet doen gelden en staan op het punt hun wereld kwijt te spelen. De modus verworteling slaagt er niet meer in zijn visie op de ruimte op te eisen. De derde modus tracht geen eigen gebied te produceren.
66Twee modi hebben een morele kijk op de produktie van de ruimte en de manieren waarop er gebruik van wordt gemaakt: de modus verworteling en de modus electieve betrokkenheid. Zij vaardigen met minder of meer bevoegdheid een stel gedragsregels uit en een overtredingssysteem via welke de activiteiten zin krijgen, goede of slechte activiteiten worden, uitgevonden worden ook (sommige activiteiten worden pas interessant wanneer ze verboden zijn). Die twee modi veronderstellen een affectieve investering in het gebied dat zelf de activiteiten produceert. Omdat het gebied zelf in het spel is, veronderstellen die twee modi dat regels voor een behoorlijk gebruik worden uitgevaardigd. De andere twee modi rusten op een beeld van de geïnstrumentaliseerde ruimte dat bij het marktmecanisme aansluit. Zo zal naargelang de een of de andere modus in een bepaald gebied overheersend is de logica van de ruimteproduktie verschillend zijn.

67Het vermogen van een modus om zijn eigen produktie van de ruimte te doen gelden hangt af van de bondgenootschappen die diegenen die de modus belichamen kunnen sluiten met de instanties en de medespelers bij de besluitvorming, zoals de gemeenten die soms eigenaar zijn, die bouwvergunningen afleveren en bijzondere bestemmingsplannen opstellen, zoals het geval is voor het Kattebroek, voor het Walkierspark in het Moeraske of voor Neerpede. Andere gemeenten zoals Evere, zijn meer gevoelig voor het concept halfnatuurlijk landschap. Zo ook het Gewest... Dat standpunt, we hebben het reeds gezegd, wordt hier niet geanalyseerd.
Notes de bas de page
10 M. PERALDI, Les espaces verts et leurs mythes, Le genre Humain no12, Printemps-été, Parijs, 1985.
11 Laten we de werkelijkheid niet te braaf voorstellen, het is ons gebleken dat sommige actiegroepen als ver doorgedreven plaatsgebonden functioneren en de bescherming van het landschap niet solidair benaderen. Maar dat is een andere discussie.
Le texte seul est utilisable sous licence Licence OpenEdition Books. Les autres éléments (illustrations, fichiers annexes importés) sont « Tous droits réservés », sauf mention contraire.
Halfnatuurlijke gebieden : tussen stad en natuur
Ce livre est diffusé en accès ouvert freemium. L’accès à la lecture en ligne est disponible. L’accès aux versions PDF et ePub est réservé aux bibliothèques l’ayant acquis. Vous pouvez vous connecter à votre bibliothèque à l’adresse suivante : https://0-freemium-openedition-org.catalogue.libraries.london.ac.uk/oebooks
Si vous avez des questions, vous pouvez nous écrire à access[at]openedition.org
Halfnatuurlijke gebieden : tussen stad en natuur
Vérifiez si votre bibliothèque a déjà acquis ce livre : authentifiez-vous à OpenEdition Freemium for Books.
Vous pouvez suggérer à votre bibliothèque d’acquérir un ou plusieurs livres publiés sur OpenEdition Books. N’hésitez pas à lui indiquer nos coordonnées : access[at]openedition.org
Vous pouvez également nous indiquer, à l’aide du formulaire suivant, les coordonnées de votre bibliothèque afin que nous la contactions pour lui suggérer l’achat de ce livre. Les champs suivis de (*) sont obligatoires.
Veuillez, s’il vous plaît, remplir tous les champs.
La syntaxe de l’email est incorrecte.
Référence numérique du chapitre
Format
Référence numérique du livre
Format
1 / 3